5 Verschillen tussen OutSystems 11 en ODC

Verschillen tussen OutSystems 11 en ODC

In dit artikel stippen we een aantal verschillen aan tussen OutSystems 11 en Outsystems Developer Cloud (ODC). Het is geen volledig overzicht. De verschillen brengen wel aan het licht dat ODC echt een andere ontwikkelmethodologie is.

ODC Portal en ODC Studio

Het ODC Portal is een volledige console voor het beheren, bewaken en implementeren van apps en voor het beheren van gebruikers en rollen. Zelfs de Forge is in het ODC Portal geïntegreerd.

ODC Studio is de bekende ontwikkelomgeving. Dit is nog steeds een aparte app die op de laptop van de developer wordt geïnstalleerd. Hij is overigens via het ODC Portal te downloaden.

Ontwikkeling op app-niveau

In ODC bestaat het concept van modules niet meer. Er zijn alleen nog apps en libraries. Apps worden niet meer opgedeeld in losse modules, zoals in OutSystems 11 wordt aanbevolen. De langetermijnstrategie van OutSystems is meer gericht is op het beperken van afhankelijkheden, het minimaliseren van codeconflicten en het stroomlijnen van samenwerking. Dat zien we dan ook overal in ODC Studio terug.

Libraries

Libraries in ODC bevinden zich op hetzelfde niveau als Web Apps en Mobile Apps en ze hebben hun eigen levenscyclus. Een app en een library worden in dezelfde Kubernetes container opgeslagen en samen gedeployed. Het is daardoor trouwens niet mogelijk om alleen de library uit te rollen.
Apps gebruiken specifieke revisies (revisions) van een library. Zo kan app A gebruik maken van Library v1 en app B van Library v2.

Hergebruik en afhankelijkheid

In ODC is de manier waarop je onderdelen kunt hergebruiken anders dan in OutSystems 11. Apps kunnen onderdelen van andere apps hergebruiken, maar alleen als ze loosely coupled zijn. Onderdelen die tightly coupled zijn hergebruiken kan, maar alleen vanuit libraries. ODC voorkomt dat strong dependencies gemaakt worden tussen apps.

Dependencies tussen apps (web of mobile) zijn dus altijd weak, wat inhoudt dat entities (tabellen) die door meerdere apps worden gedeeld altijd alleen-lezen zijn. Schrijven is overigens wel mogelijk via een service action.

Er zijn aardig wat elementen die in OutSystems 11 public konden zijn, maar ODC niet meer. Lees voor meer informatie het artikel Reuse elements across apps op de OutSystems website.

Deployment

Bij de uitrol van de ene naar de andere stage (voorheen environment) wordt een container gedupliceerd. De code wordt dus niet opnieuw gecompileerd. Mede daardoor duurt deployment naar een andere stage in ODC slechts enkele seconden, een groot verschil met OutSystems 11. Bij CoolProfs zien we dat het bij de complexe omgeving van onze klanten vaak uren duurt om alle apps en modules door te zetten. Mede daarom hebben wij een Cool DevOps applicatie ontwikkeld die het proces vereenvoudigt en parallellisatie biedt. Cool DevOps biedt nog veel meer voordelen boven alleen LifeTime en daarom zullen wij het product doorontwikkelen voor ODC.

Databases

In OutSystems 11 kun je ervoor kiezen om SQL Server, Azure SQL Database, Oracle of DB2 te gebruiken als (interne) database. In ODC maken apps altijd gebruik van Aurora PostgreSQL. Waar SQL Server en Azure SQL Database traditionele relationele databases zijn, is Aurora PostgreSQL een object-relationele database. Dit betekent dat het mogelijk is om SQL query’s te maken met complexe gegevenstypen en objectovererving.

Anderzijds kunnen eigen, Advanced SQL, query’s tot problemen leiden. Dit type query herkennen developers wel als het type dat je zelf bouwt, buiten OutSystems aggregates om. In dat geval krijg je dus te maken met de verschillen tussen SQL talen:
In SQL Server zou je zeggen:

SELECT TOP 10 * FROM {Organization}

In PostgreSQL zou dat zijn:

SELECT {Organization}.* FROM {Organization} LIMIT 10

Wij begrijpen uit OutSystems-webinars dat de Migration Kit advanced SQL-query’s zal begrijpen en kunnen converteren.

Tijd

Datum- en tijdgegevens worden opgeslagen in UTC. Let erop dat de datum en tijd die een gebruiker van een ODC app ziet wordt bepaald door de tijdzone van het apparaat. Wanneer een gebruiker een app opent op zijn computer in Boston, USA, wordt de tijd weergegeven als 5:00 am (UTC-4). Wanneer een gebruiker dezelfde app opent op zijn computer in Lissabon, Portugal, ziet hij de tijd als 10:00 am (UTC+1). O11 Reactive en mobiele apps deden dat overigens ook zo.

Authenticatie

ODC wordt geleverd met Identity Service, een ingebouwde identiteitsprovider. Deze biedt verificatie, autorisatie en gebruikersbeheer voor zowel de organisatie als de apps. Daarnaast is het mogelijk gebruik te maken van een externe Identity Provider. Elke provider die de OpenID Connect (OIDC)-standaard volgt is geschikt. Voorbeelden hiervan zijn Linkedin, Google, Facebook, Apple, Azure AD en Amazon Cognito. Verder is er nu maar één user provider.

Verschillen in terminologie

OS11ODCNotities
environmentstageIn ODC is de infrastructuur waarin apps worden ontwikkeld fundamenteel anders. Beide termen (environment en stage) betekenen echter hetzelfde: de plaats waar apps naartoe gezet worden, zoals ontwikkeling (dev) en productie (prod).
Reactive appweb appAlle web apps zijn Reactive in ODC. Traditional wordt niet ondersteund.
Modulen.v.t.Modules bestaan niet in ODC.
Site PropertiesSettingsSite Properties heten nu Settings en werken iets anders.
VersionRevisionBij publicatie van een app of library creëert ODC een nieuwe revision. Oudere revisions zijn terug te vinden in ODC Studio.

Door Onno Poelmeyer, Consultant bij CoolProfs